Door Annika Houkes
Yens gedachten hadden de gehele weg naar haar cel op volle toeren gedraaid. Ook zij had de krijgers met Jinai opleiding herkend in de gelederen van de Grootmeester. Ze mochten dan getraind zijn door de Qu die haar verslagen had, ze konden niet tippen aan zijn mentale en fysieke capaciteiten.
Zodra Qu’Mar zijn rug naar haar toekeerde maakte Yen geruisloos de boeien rond haar polsen los. Ze was ermee begonnen zodra ze om haar polsen werden vastgemaakt, op landgoed de Lindenhorst. Yen had de Qu enkele keren uit weten te lokken tot een ruk aan het touw. Dat was een grote hulp geweest.
De twee bewakers, onterecht rekenend op de boeien om Yen in toom te houden, namen rustig de tijd met het dichtdoen van haar celdeur. Qu’Mar verdween de deur door en Yen stapte naar voren. Ze greep met elke hand de keel van een bewaker vast. Ze kneep hun luchtpijpen dicht, zodat ze niet om hulp konden roepen. Haar wijsvinger en duim drukten dieper, naar hun slagaders, terwijl ze met haar voeten en ellebogen verzwakte aanvallen blokkeerde. Het had geen nut om ze te doden, dus liet ze los toen de mannen bewusteloos waren. Snel sloot ze hen op in de cel die voor haar bedoeld was, hun wapenstokken en sleutels meepakkend.
Overal om haar heen schreeuwden en krijsten de gevonniste wezens naar haar, smekend om hen vrij te laten. Yen negeerde ze en liep recht naar de zwarte deuropening waar de Qu vlak daarvoor doorheen was gegaan. Met twee treden tegelijk rende ze de trap op, om zich bovenaan in de laatste reep schaduw te verschuilen.
Snel maar stil ademend keek ze naar de rug van Qu’Mar, die slechts drie passen voor haar met de Grootmeester in gesprek was. De twee leken niet erg blij met elkaar, Yen zag de spanning in Qu’Mars schouders.
Yen wendde haar training aan en sloot het gesprek buiten, zich compleet concentrerend op haar ontsnappingsmogelijkheden. Ze was eerder in de Burcht geweest, maar dat was erg lang geleden. Haar ogen flitsten door de zaal. De grote houten poort was de voor de hand liggende optie, maar bij voorkeur ontweek ze het magische hout. De gefluisterde vertellingen van haar misdaden gaven haar hoofdpijn en ze zouden de bewakers onmiddellijk alarmeren. Daarnaast waren de deuren zelf een formidabel obstakel.
Yens blik gleed naar boven, naar de smalle ramen die frisse lucht in het kasteel lieten. Het was een flinke afstand en ze wist niet zeker of ze door de smalle openingen heen paste. De klim was goed te doen, maar er waren nu teveel mensen. Ze beet op haar lip. Had ze maar meer tijd.
“Mehran maakt nog steeds aanspraak op de gevangene.”
De naam van de stad sneed door Yens concentratie heen. Qu’Mar reageerde geduldig, maar duidelijk.
“Neen. Ik heb haar hierheen gebracht voor een eerlijke berechting. In Mehran zal ze zonder pardon geëxecuteerd worden.”
“Toch is de kans groot dat haar vonnis zal neerkomen op uitlevering,” legde de Grootmeester uit.
Yen had geen aansporing meer nodig. Ze moest actie ondernemen. Maar eerst had ze een afleiding nodig. Ze kraakte haar knokkels en draaide zich om.
Het geschreeuw van de veroordeelden zwol aan toen Yen begon met het opengooien van de cellen. De monsters, misdadigers en maniakken renden hals over kop en zonder plan naar de deur en de trap erachter op. Grimmig bleef Yen sloten openen.
De bevrijde wezens stroomden de cellen uit en Yen volgde ze de trappen op. Even keek ze om zich heen. De bewakers, de Qu en zelfs de Grootmeester waren in gevecht met de ontsnappende gevangenen.
Yen concentreerde zich door diep in te ademen en spande al haar spieren aan. Vervolgens sprintte ze uit haar schuilplaats de zaal in.
Met snelle stappen schoot Yen tussen de vechtende wezens door, enkele leden van de Orde der Gerechtigheid met een snelle, stevige klap bewusteloos slaand. Ze wilde zoveel mogelijk bijdragen aan de verwarring, een doel dat ze leek te bereiken. Het was een totale chaos, waarbij velen schreeuwden en anderen probeerden weg te rennen.
Ze bereikte de poort en met een grijns van opluchting trok ze hem open. Een plotseling gevoel deed Yen stilstaan en omkijken. Qu’Mar stond in het midden van de zaal, de enige stilstaande figuur in de kolkende ruimte. Hij was omgeven door een muur van uitgeschakelde misdadigers. De man keek woest, zijn ogen brandden rood in zijn kap. Toch stond hij daar verbazend kalm. Yen keek terug, op dat moment geen aanval vrezend.
“Als ik je betrap op nieuwe misdaden, achtervolg ik je tot het einde van de werelden, Yen Shinoda,” zei hij. Zijn stem was een gerichte fluistering, een Jinai techniek die door het Genootschap van Stilte enorm werd benijd. Yen fronste, enigszins geïntimideerd. De Qu slaakte een zucht, voor hij zich omdraaide naar een enorme moerasreus, die naar de poort stampte. Yen kneep haar ogen tot spleetjes en duwde zich tussen de deuren door naar buiten. Ze keek niet één keer om.