Het pad der Wetten

De duistere ogen van Yen Shinoda brandden voortdurend in zijn rug. Maar elke keer als hij naar haar omkeek, ontweek ze zijn blik en was haar hoofd gebogen, vrijwel verborgen in haar kap. Ze liep geboeid en zonder zich te verzetten achter hem aan over het oude handelspad dat van het landgoed de Lindenhorst naar Rogat voerde. Toch voelde hij de wraakzuchtige energie in haar broeien.

Het bloed op haar gezicht was al lang opgedroogd, maar ze liet het demonstratief zitten. Alsof hij haar slecht behandelde. Qu’Mar Ti-jin grimaste en controleerde of het touw dat haar polsen bij elkaar gebonden hield nog wel goed vast zat. Ze keek fronsend naar hem op. Yen was een kop kleiner dan hij, maar hij was onder de indruk geweest van haar kracht en snelheid tijdens hun gevecht. Eén keer had ze hem zelfs tegen de grond geschopt, met een gedraaide hielschop die een Qu nog jaloers zou maken. Als hij toen een fractie later overeind was gekomen dan was Yen geslaagd in haar opzet: het vermoorden van de Freule van Lindenhorst.

“Waar breng je me heen?” vroeg Yen. Haar stem was nors en klonk maar marginaal geïnteresseerd. Dit was de eerste keer dat ze sprak, sinds ze bewusteloos afgevoerd was door de ruiters van de Freule, om vastgeketend te worden in de kelder van het landhuis. Qu’Mar keek onderzoekend naar haar om, maar haar uitgestreken gezicht gaf hem geen inzichten.

“Naar een wijze rechter, die je misdaden naar hun ernst kan berechten.”

“Naar Mehran?” Hoorde hij nu verontrusting in haar stem?

“Neen, antwoordde hij. Ik ben een krijger, geen rechter. En zeker geen beul. Als ik je naar Mehran zou brengen, zou dat je onmiddellijke executie betekenen, of niet?”

Ze kneep haar ogen tot spleetjes, maar reageerde verder niet. Met een schouderophalen draaide Qu’Mar zich weer om en hij trok licht aan het touw. Ze volgde hem, verder het pad door het bos van de Lindenhorst heen.

Voor mensen die geen Ziener, Schrijver of Verbeelder waren, hield het pad op bij een grote weide die het bos doorsneed. De horst. Maar voor wezens zoals Qu’Mar en Yen liep het pad door naar hun eigen werkelijkheid. Het bos veranderde vrijwel onmerkbaar, terwijl ze verder stapten. De bomen werden lager en forser en hun bast leek overdekt met schubben. Takken en kruinen werden varenachtige pluimen.

“Dus je brengt me ook niet naar je eigen karavaan,” merkte Yen zachtjes op. Zat ze hem uit te testen? Ze wist ongetwijfeld dat zijn thuiskaravaan al vele jaren vermist werd. Of bedoelde ze toch de karavaan der Lege Plaatsen, waar hij de afgelopen tijd optrad als Qu?

Qu’Mar keek om zich heen en gaf een rukje aan het touw. Ze waren nu helemaal in de wouden van Merganèth, ver weg van de Realiteit.

Hij wees tussen twee geschubde boomvarens door. Ondanks haar afwijzende houding keek Yen naar het kasteel op de rotsen, dat in de verte uit het woud oprees. Betrok haar gezicht bij het zien van de zware torens van de Burcht van Berechting? In elk geval trok ze haar schouders op en mompelde iets.

“De Orde van Gerechtigheid weet wel raad met jouw soort,” zei Qu’Mar. “Ze zijn streng, maar nooit onrechtvaardig.”

Yen Shinoda snoof minachtend. “Het zal niet lang duren voor de Stilte valt in dat kasteel.”

Qu’Mar negeerde haar dreigement en trok haar verder over het pad, dat enkele manlengten verderop uitkwam op een met gegraveerde stenen geplaveid pad. Elke pas die ze zetten richting de Burcht ging vergezeld van de fluisteringen van de stenen, die normen, waarden, regels en wetten citeerden.

 

Lees hier deel 2 van De Burcht van Berechting: De cellen van Gerechtigheid.